Vanochtend een ontbijt gehad met vertegenwoordigers van de Staten
van Friesland (hoewel volgens het logo óf provinsje Fryslân óf
provincie Fryslân, maar merkwaardigerwijs niet provincie Friesland is)
over herindelingen. Ze maken een rondreis door provincies en vragen aan
statenleden wat de rol is van statenleden en bestuurskrachtmetingen bij
herindelingen. Het aardige van zo’n gesprek is dat je je op je eigen
standpunten moet reflecteren: “wat is nou écht belangrijk als je
nadenkt over herindelingen?”.
We moeten natuurlijk kijken naar het draagvlak bij
herindelingen. De vraag of de inwoners van een gemeente het er mee eens
zijn, is een belangrijke. We hebben ons bij de herindeling van de
Hoeksche Waard dan ook niet ten onrechte achter de oren gekrabt of we
er wel zo’n vaart achter moesten zetten, nu bij een aantal gemeenten er
bij opkomsten van 80-90%, een evengroot percentage tegen herindeling
was.
Toch is dat draagvlak-argument niet alleszeggend. In Voorhout was
een lagere opkomst, en hoewel er ook een meerderheid tegen herindeling
was, heeft dat bij ons niet geleid tot een standpunt zoals we dat bij
de Hoeksche Waard in hebben genomen.
De vraag die wij vooral moeten beantwoorden is: “kan deze gemeente doen wat ‘ie moet doen?”. Het moet ons vooral gaan over de bestuurlijke slagkracht van
een gemeente. Hoe de inwoners ermee omgaan is de eerste
verantwoordelijkheid van de gemeentelijke politiek. Daar moeten wij
niet doorheen fietsen, terwijl we onze eigen verantwoordelijkheid
daadkrachtig moeten oppikken. Zoals ik tijdens een debat over de
herindeling van Voorhout, Sassenheim en Warmond niet noodzakelijkerwijs
een PvdA-uitgangspunt citeerde: de overheid draagt het zwaard niet
tevergeefs.