Als kind ben ik in een ketel socialisme gevallen, en daar hou je toch wat van over. Ik heb leren lezen in De Waarheid, kan me de Waarheidsfestivals (met Oleg Popov) en partijcongressen (met Tara Singh Varma, Ella Vogelaar en haar toen nog breiende echtgenoot Onno Bosma) herinneren, en ben zelf lid geweest van het ANJV (het werd een teleurstelling: mensen van buiten Amsterdam waren daar eigenlijk niet welkom, en er liepen wel heel vreemde mensen in rond) en zelfs van de CPN. Ik bleef dat totdat ik -naar goed familiegebruik- geroyeerd werd als lid. Wegens wanbetaling (eigenlijk was het meer desinteresse) maar toch nog ruim voordat de CPN opging in Groen Links. Later was ik zelfs nog even lid van de VCN (nu NCPN) en als jullie het niet verder vertellen wil ik hier best erkennen dat ik in de jaren ’80, onder andere samen met Remko van Broekhoven waar ik nu dus al een kwart eeuw jaar mee bevriend ben, behoorde tot de heroprichters van de CJB was. De omgangsvormen binnen de CPN zijn genoegzaam beschreven en het laat zich raden dat ik me vanaf ongeveer het moment dat ik zelf bier mocht kopen politiek anders ben gaan ontwikkelen, maar toch bekruipt me af en toe een vreemde heimwee.
Ook Marcus Bakker ben ik een paar keer tegengekomen. Eén keer staat me goed bij. Ik was een jaar of 16, en had net zijn boek Wissels (voor mijn lijst!) gelezen. Hij vond het leuk dat ik -telg uit een befaamd communistengeslacht- CPN-lid was geworden en dat ik z’n boek gelezen had, en gaf me op weg naar het station van Leiden een lesje over het belang van het democratisch centralisme: het marxistisch-leninistische uitgangspunt dat je je als loyaal partijlid niet in het openbaar kritisch mag uitlaten over de partijpolitieke lijn.
Ik heb wel eens familieleden gevraagd waarom ze nou en masse communist geworden waren. Het antwoord was simpel: ze hadden gehoord dat in de Sovjet-Unie verschoppelingen politieke macht hadden gekregen. En dat wilden ze ook. En met die politieke macht wilden ze een rechtvaardiger samenleving. Eentje waar het niet uitmaakte welk ras je had of hoe rijk je ouders waren. Zo simpel was het. Maar wat me vooral opviel bij veel communisten was de mate waarin ze politiek bedreven. Veel van de mensen die ik toen nog wel eens tegenkwam waren wel meer betrokken bij de politieke organisatie, en beleefden zwaardere persoonlijke politieke consequenties dan af en toe een vergadering bijwonen of een flyer uitdelen. Sommigen waren in Spanje geweest, veel hadden er in het verzet gezeten, enkelen waren statenloos of hadden in een concentratiekamp gezeten. In de Koude Oorlog kwamen er behoorlijk wat op een zijspoor te staan. Maar veel van hen gingen toch maar door, vanuit de glasharde overtuiging dat die betere wereld er alleen kon komen met hún inzet. Scholing, strijd, actie en verzet. Desnoods met de uiterste consequentie van sociaal isolement, werkloosheid of erger.
En hoewel die inzet regelmatig secte-achtige trekjes vertoonde, kunnen we er af en toe nog best wat van leren. Politiek gaat uiteindelijk niet over meningen, maar over levens.
Herkenbaar stukje. Mijn ouders hebben liepen ook jarenlang uit overtuiging met hem weg. Was ook een politicus met principes, en bovenal denk ik: eerlijk. Het streven naar een betere wereld is tegenwoordig helaas vervangen door het streven naar een rijkere wereld.
“Alles is anders, niets blijft hetzelfde en is altijd aan verandering onderhevig” etc. etc., als je Heraclitus mag/wil geloven.
Zonet op de TV de NOS uitzending* (het vragenuurtje) gezien van de waardige herdenking in de 2e kamer n.a.v. het overlijden van Marcus Bakker,
met een terugblik van de kamervoorzitter en minister Bos.
*12-01-2010
Marcus Bakker heeft het democratisch centralisme helemaal niet begrepen. Je mag best kritiek hebben op de partijtop binnen het democratisch centralisme. Je moet alleen de discipline hebben om een democratisch besluit te respecteren en niet proberen jouw mening nog door te drukken na een debat. Democratisch centralisme is sinds 1927 binnen de CPN niet meer toegepast.
Bureaucratisch Centralisme was de partijstructuur van de CPN, en niet het Democratisch Centralisme. Tussen 1917 en 1927 was de Russische Communistische Partij nog democratisch centralistisch. Pas in 1927 heeft Stalin alle debatten verboden en mocht niemand meer kritiek hebben op de partijleiding. Alle communistische partijen werden vanaf 1927 stalinistisch.
De CPN was vanaf 1927 ook stalinistisch en niet meer marxistisch leninistisch. Het socialisme in één land werd het doel en niet de wereld revolutie. Tot 1990 heeft de partij het stalinisme gesteund en dat is haar grootste fout geweest.
Hallo Robbert,
Niemand is perfect, en zoals je schrijft over weemoed zit er iets scheef tussen de oren. Mensen met wortels in het bolsjewisme hebben ten onrechte de neiging om de CPN en haar organen moreel op een lijn te stellen met het democratische socialisme van de SDAP en PvdA. De Bolsjewieken hebben vrijwel vanaf hun oprichting de heerschappij door middel van terreur nagestreefd. Tot ruwweg 1917 heeft de sociaaldemocratie hen het voordeel van de twijfel gegeven, maar daarop is zij al snel teruggekomen. De gezaghebbende democratische socialist Kautsky heeft vanaf 1917 voortdurend polemieken gevoerd tegen het bolsjewistische regime, en zelfs een romanticus als Herman Gorter distantieerde zich. Het argument, dat de CPN-leden van niets wisten, deugt niet na de ontmaskering van Stalin en de publicatie van de Goelag Archipel door Solsjenitsyn. Trouwens, de werken van Uljanov waren vrij beschikbaar. De Bolsjewieken begonnen aan een religie, een verrotte zelfs, juist op het moment dat de kerken verlicht raakten.
Onlangs filosofeerde ik met iemand over Ger Harmsen. Ik merkte toen op: “Toch zie je hier, dat Ger Harmsen niet helemaal los kon komen van zijn politieke oorsprong. Immers hoewel zijn boek Lenin oprecht probeert de verafgoding van Uljanov te doorbreken, wordt Uljanov nergens een oorlogsmisdadiger genoemd. Onlangs ontdekte ik in geschriften van Krupskaja en Kautsky, dat Uljanov vanaf de Russische revolutie in 1905 consequent heeft gepleit voor de transformatie van imperialistische oorlogen in burgeroorlogen. Dat was niet zomaar een gril, maar een hoeksteen van zijn levensvisie. Hij heeft de vredespogingen van de sociaaldemocratie tijdens de Eerste Wereldoorlog veracht en actief gedwarsboomd. Met andere woorden, Uljanov was een oorlogshitser van de ergste soort. In zijn boek trekt Ger Harmsen deze conclusie echter niet, dat was kennelijk een stap te ver.
De onttakeling van Uljanov en de reintegratie van de verdoolden is een proces van lange adem. In “Dreizehn Versuche marxistisches Denken” erkent W.F. Haug, hoewel Wessie een ideologisch denker van de Duitse Linke, dat Uljanov de grondlegger is van de Stalinistische terreur. Daarmee is hij weer een stap verder dan Ger Harmsen. Toch bestrijdt ook Haug nog dat Uljanov een gewetenloze machtswellusteling is. En binnen de SP wordt Trotzki gewoon als een fatsoenlijke man gezien, om van Rosa Luxemburg maar te zwijgen. Vreemd, en ietwat beangstigend.”