Vanmiddag moest ik “even” in het stadhuis van Den Haag zijn: mijn papieren rijbewijs moet vervangen worden voor één van plastic. Ik heb een uur gewacht voor ik aan de beur was; tijd genoeg voor een ontdekkingsreis door het Atrium. Je kan je er eindeloos vermaken. Er hingen bijvoorbeeld prachtige vliegers met inspirerende spreuken.
Opmerkelijk was een expositie in het kader van het 60-jarig bestaan van de Volksrepubliek China en de 50e verjaardag van de democratische hervormingen van Tibet. Enkele tientallen foto´s met recente Chinese verworvenheden, en een blik op het leven in Tibet vóórdat China dat gebied zegende met democratie. Op deze foto, bijvoorbeeld, zien we linksboven dat de financiële verhoudingen tussen China en Tibet gezond zijn, rechtsboven gelooide kinderhuid (in het door monikken en adel gedomineerde oude Tibet waren mensenoffers normaal, volgens de expositie), linksonder hoe de Tibetaanse landarbeiders leefden en rechtsonder een petitie uit de jaren ’50 waarin Tibetaanse boeren vroegen om snellere invoering van de democratie. Volgens Chinees model, denk ik.
Op zijn zachtst gezegd is deze expositie opmerkelijk. Zoals we weten zijn er ook andere geluiden over de verhoudingen tussen China en Tibet, en ze zijn niet allemaal even vrolijk.
Met deze expositie lijkt de Gemeente Den Haag vooral een willoos vehikel te zijn voor Chinese agitprop, en ik denk niet dat het atrium daarvoor bedoeld is.