Er waart een zucht van verlichting door de Verenigde Staten: de moord op 6 onschuldige burgers (waaronder een meisje van 9) en poging tot moord op een groot aantal anderen (waaronder een politiek gezagsdrager), kunnen niet direct gekoppeld worden aan de uitspraken van Palin dat men zich tegen de Democrats moet richten met woorden als “reload” en het plaatsen van een “target list”. De schutter is een eenzame gek.
Toch lijkt het erop alsof zowel de Democraten als de aanhangers van Tea Party zich afvragen of de toon waarmee het politieke debat gevoerd wordt nu wel bevorderlijk is voor de omgangsvormen. Net als in Nederland is die toon de afgelopen jaren snoeihard, cynisch en op de persoon gericht geworden. De vergelijking met verschillende pamflettenstrijden dringt zich op: anonieme verdachtmakingen nemen een enorme vlucht. Uiteindelijk kan dat tot slachtpartijen leiden, maar omdat het soms niet tot slachtpartijen leidt, de afzender onbekend is en omdat er in het geschrift niet een duidelijke moordoproep staat, is het bewijs niet te leveren. En één van de belangrijkste drogredeneringen luidt: “als het bewijs niet geleverd kan worden, is het tegendeel waar”, en kan iedereen die verantwoordelijk was voor het maken van een sfeer waarin dit soort dingen voortkomt, zijn handen in onschuld wassen.
Uit de begintijd van internet stamt het begrip “modem balls”: (doorgaans) mannen die vanuit de internetanonimiteit mensen (het liefst gezagdsragers) besmeuren, zondat dat die zich ertegen kunnen verweren. Sommige internetsites zijn er groot mee geworden, en de overtuiging aan het eigen gelijk, de overuiging dat “het allemaal maar moet kunnen”, en “men het over zichzelf heeft uitgeroepen” en bovendien de eigenaardige gedachte dat journalistiek zich beperkt tot het vak van mensen die “journalist” op hun kaartje hebben staan en eisen als “hoor en wederhoor” dus begrippen zijn waar je je alleen aan hoeft te houden als je voor een krant werkt in plaats van dat het gewoon fatsoenlijk is, en tot slot de ondraaglijke simpelheid van redeneringen maken deze onderdelen van het publieke debat tot een ongelijke, maar invloedrijke, strijd.
Politiek bestaat uit altijd uit daden van individuen, maar iedereen die kan nadenken heeft de verantwoordelijkheid het debat voor iedereen mogelijk te maken. Dat geldt voor de toon, maar ook voor de inhoud.
Immers: er is een tweede aspect aan de discussie over de laffe daad in Tuczon. Waar daags na de aanval op de Twin Towers nogal wat mensen een omvattend Islamitisch complot zagen waar iedere moslim in de wereld mede schuldig was of kon zijn, wordt bij dit incident vooral benadrukt dat de schutter een alleengaande gek is. De waarheid wordt zo ondergeschikt gemaakt aan de politieke overtuiging. Verstandige mensen doen dat meestal andersom.
Kortom: de toon van het deba moet een debat mogelijk maken en de feiten moeten centraal staan. Een opvatting die letterlijk zo oud is als de weg naar Rome, want het was Plato die als eerste – in Politeia- opschreef dat een politieke discussie uiteindelijk moet gaan over de inhoud ervan (die ingewikkeld is, dus je moet wat weten voordat je mee kan praten), en niet uit een serie retorische gelijkhebberijen, want dat leidt -uiteindelijk- tot niets.
Hai Robbert,
Door een reactie van Youval op facebook kwam de link naar je blog op mijn ‘muur’ terecht. Fijn om af en toe zelfs op internet de stem van de rede tegen te komen. Dit is een veel te zeldzaam verschijnsel in onze hyperende maatschappij…
regards,
Ennys