Minister Remkes: Mevrouw Spies heeft gevraagd om de mogelijkheid tot het instellen van een waarnemend burgemeester in te perken. Ik zou dat niet verstandig vinden. De huidige regeling is evenwichtig. Deze geeft de commissaris van de Koningin goede mogelijkheden om maatwerk te leveren. Voorzover wij over herindeling spreken, is het verstandig dat bij openvallende burgemeestersvacatures kan worden beoordeeld wat het bestuurlijk toekomstperspectief is. De praktijk leert dat het goed werkt. In Zuid-Holland is hierover discussie ontstaan. Ik heb hierover Kamervragen beantwoord. Mijn indruk is dat de Zuid-Hollandse discussie aantoont dat de provinciale politiek alert is. Dat heeft zijn beloop gekregen. Laten wij niet direct vanwege gevoelens in één provincie de regelgeving bijstellen. Bovendien geldt dat er enerzijds gemeenten zijn die graag zo snel mogelijk een oplossing willen voor een normale burgemeester en dat er anderzijds gemeenten zijn die zich heel goed kunnen vinden in een waarnemer. Die mogelijkheid moeten wij dan ook niet uitsluiten. Wel vind ik dat de desbetreffende commissaris intensief overleg moet plegen met de gemeenteraad en ook goed moet luisteren naar die gemeenteraad. Je perkt dan niet op voorhand de mogelijkheden in, zoals mevrouw Spies wil. Ik zou het meer willen gooien over de boeg van praten en luisteren. Dat moet niet alleen een dode letter zijn.
Mevrouw Spies (CDA): Het is geen dode letter. De huidige situatie heeft ertoe geleid dat een gemeente van 2001 tot 2005 er niet in is geslaagd om de commissaris van de Koningin ervan te overtuigen dat de vacature opengesteld zou moeten worden. Als er geen Arhi-procedure loopt en de gemeente niet voornemens is, die op korte termijn te starten, moeten wij constateren dat hier een knelpunt ligt waar de bestaande circulaire de ruimte biedt aan de commissaris en de impasse niet wordt doorbroken. Wat voor oplossing heeft de minister voor dat specifieke geval?
Minister Remkes: Ik ben natuurlijk gaarne bereid om dit punt binnenkort te bespreken in de CdK-vergadering. Mij zijn ook dit soort voorbeelden bekend, maar ik vind niet dat wij aan de hand van een paar incidenten het totale beleid moeten bijstellen. Het is immers beleid dat in de praktijk op een fatsoenlijke manier werkt. Uiteraard ben ik bereid om hierover met de CdK’s in gesprek te gaan vanuit de invalshoek hoe kan worden voorkomen dat dergelijke situaties ontstaan.
De heer Boelhouwer (PvdA): Is de minister bereid om ons met een brief op de hoogte te stellen van de uitkomst van dat overleg, zodat wij er eventueel nog op terug kunnen komen?
Minister Remkes: Ja.