Alles wat lobbiet of lobbyist is, start zijn of haar motoren. Dus ook de nieuwe Europarlementariërs. Maar anderen moeten hen scherp houden om het belang van Nederland te verdedigen. Nu de officiële uitslagen binnen zijn, kunnen de geachte afgevaardigden zich bezighouden met het eerste spel: het verkrijgen van relevante woordvoerderschappen en het plaatsnemen in relevante commissies. Zoals ik eerder schreef, is dat het vorige mandaat een beetje misgegaan. De verdeling was nogal scheef. Het is zowel in het belang van de fracties als van de landen waar de leden vandaan komen, dat zo veel mogelijk commissies bereikt worden. Het staat vreemd, en is vervelend, als de Permanente Vertegenwoordiging van een bepaald land hun inbreng in een bepaalde commissie via Europarlementariërs uit andere landen moet indienen. Zo’n land staat dan toch een beetje op achterstand. Voor het verkrijgen van relevante woordvoerderschappen zijn ervaring en netwerk onontbeerlijk. Ik verwacht dan ook dat de Nederlandse ALDE-vertegenwoordigers met kanonnen als Sophie in ’t Veld, Marietje Schaake en Hans van Baalen op invloedrijke plekken terecht zullen komen. ALDE zal zowel in het Europees parlement als voor de Nederlandse lange arm daarin sowieso een belangrijke positie innemen.
Verhoudingen
De EPP en S&D hebben samen (zoals het er nu voor staat) 403 zetels, wat betekent dat ze zich in totaal maar 28 dissidenten kunnen veroorloven. Bovendien liggen ze programmatisch ver uit elkaar en kan het voor de hand liggen om juist met (onder andere) ALDE bij bepaalde stemmingen een gelegenheidscoalitie te vormen. Het gevolg van de opkomst van de flanken (aan de linkerkant de Europeanen die bij de SP in de buurt zitten, aan de rechterkant die bij de PVV in de buurt zitten) kan ertoe leiden dat de meer gematigde partijen zich minder durven uit te spreken, uit angst (nog meer) stemmen te verliezen. En dat zou weer kunnen betekenen dat er ofwel geen of weinig beslissingen worden genomen, ofwel beslissingen die mensen treffen die voor het Europees Parlement onzichtbaar zijn, bijvoorbeeld omdat ze geen sterke lobby hebben, of omdat de landen niet, te weinig of niet zichtbaar genoeg voor ze opkomen. En dat terwijl het ergens over gaat. Het grootste gedeelte van Europees beleid wordt immers lokaal en nationaal vormgegeven. Er gebeurt helemaal niets in Europa: alles gebeurt in de Europese landen. Europese politiek is dus nog steeds te belangrijk om aan Europese politici alleen over te laten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat lobbyisten dus allang aan de slag zijn om de netwerken weer op te bouwen en de posities in te nemen.
Een nieuwe rol voor lobbyisten
Maar ook de inwoners van Europa zouden dat moeten doen. Zoals alle relaties moet ook de relatie tussen de Europese kiezer en gekozene van twee kanten komen. De Nederlandse overheid heeft daar een bijzondere rol in. Lokale, provinciale en nationale overheden hebben dus een verantwoordelijkheid om nu al de Europarlementariërs lastig te vallen met hun wensen, en de wens om overal vertegenwoordigd te willen worden is de eerste belangrijke. Hoewel de Permanente Vertegenwoordiging zich natuurlijk niet kan mengen in politieke processen die zich binnen de Europese fracties afspelen, is dat wel het aangewezen orgaan om de verse Europarlementariërs hierop te wijzen. Daarnaast hebben de provinciale lobbyisten en die van de gemeente een rol. Maar ook de lobbyisten van het bedrijfsleven, de culturele sector, de vakbonden en alle andere NGO’s moeten zich realiseren dat hun leven straks een stuk makkelijker is als dingen nu goed geregeld worden.
Robert, je lot -tot nog toe – is een buitenbeentje in de PvdA. Je doetniet mee aan het Spiel om positie – en dat pleit voor je. Maar het schaadt je kans om mee te spelen – of liever het kost tijd en vereist slim handelen. Het laatste
is je wel toevertrouwd, maar je vorige verkiezingscampagne was wellicht te naief. We moeten er maar eens een buurtpraatje over houden.