Op mijn vorige stukje over de PvdA, die nu voor de vijfde keer op rij verkiezingen heeft verloren, zijn nogal wat reacties gekomen. Een (beperkt, gelukkig) aantal “ad hominem“, maar de meeste reacties gingen inderdaad over die drieslag die de PvdA nu toch mist: inhoud, mensen en ambacht. Ik wil hier proberen een voorzet te geven voor de eerste van die drie: de inhoud, het eigen verhaal van de PvdA. Niet dat ik alles beter weet, maar ik vind het wél nodig om er discussie over te voeren.
Veel van de uitdagingen van deze tijd stellen ons voor grote problemen, en we kunnen niet makkelijk zomaar op alles een antwoord geven. Er is veel onzekerheid. Globalisering en lokalisering gaan hand in hand. De financiële crisis en economische crisis hebben duidelijk gemaakt dat zelfs de banken niet langer de zekerheid bieden waar ze om bekend stonden. De overheid heeft ingegrepen, maar het idee dat de overheid de zaken onder controle heeft is niet toegenomen. Op veel terreinen heeft de overheid steken laten vallen. In het toezicht op geprivatiseerde diensten, in dienstverlening aan de burger, en in het laten vertrouwen op een werkende overheid. Te veel verantwoordelijkheden zijn versnipperd en onduidelijk. De notie dat we met elkaar sterker staan is verdwenen. Emancipatie en solidariteit, kernbegrippen uit de sociaal-democratische geschiedenis, zijn lege begrippen geworden. De sociaal-democratie heeft nog geen nieuwe begrippen gevonden of deze waarden een nieuwe eigentijdse invulling gegeven. Dat lijkt ook niet eenvoudig. De begrippen klinken voor velen hol, clichématig en versleten.
Toch kunnen we veel hebben aan die klassieke uitgangspunten. Ze kunnen helpen bij het opnieuw vormgeven waar de PvdA voor staat en er een een eigentijdse invulling geven.
Een aantal van die uitgangspunten:
- Het collectief pakt aan wat het individu niet kan.
- Iedereen moet mee kunnen doen.
- De verantwoordelijkheid voor het organiseren daarvan ligt in gelijke mate bij de overheid en samenleving.
- De samenleving moet gebaseerd zijn op vertrouwen waar dat kan, op aanpakken waar dat moet.
Er is een aantal terreinen waar zekerheid voor mensen het meest belangrijk is. Daar moeten overheid en samenleving zich met voorrang op richten:
- Inkomen
- Veiligheid
- Onderwijs
- Zorg
- Internationale positie
Je komt dan ongeveer op de volgende standpunten:
1. Zeker van een inkomen. Nu en in de toekomst.
We hebben iedereen nodig. In sommige sectoren – zorg, onderwijs – zijn nu al grote tekorten aan personeel. Iedereen moet meedoen. Overheid en samenleving moeten ervoor zorgen dat dat kan. Bij – tijdelijke – uitval is de weg terug duidelijk en de opvang zeker.
a. Iedereen die kan werken, moet aan de slag.
b. Wie niet meer hoeft te werken krijg je een waardevaste AOW
• Als je (tijdelijk) niet kan werken, heb je recht op 70% van je laatste salaris, daarna 70% van het minimumloon.
• Iedereen krijgt een AOW ter hoogte van 70% van het minimumloon.
• Het pensioenstelsel wordt zo ingericht dat ook de toekomstige generaties zeker kunnen zijn van een pensioen.
2. Zeker van bescherming.
Meer nog dan alleen vrijheid van meningsuiting is vrijheid verbonden met het individu, dat zijn of haar geloof, overtuigingen zonder vrees kan uiten. De rechtsstaat beschermt en stelt tegelijkertijd grenzen. Geestelijke en fysieke vrijheid gaan hand in hand. Dat betekent dat de overheid zichtbaar moet zijn op beide gebieden. Fysieke vrijheid betekent zonder angst op straat lopen, een winkel hebben of naar een voetbalwedstrijd gaan.
a. Vrijheid van het beleven van je persoonlijke identiteit
b. Vrijheid om je te kunnen uiten
c. Vrijheid om je te kunnen ontplooien
d. Vrijheid van angst
• Het recht op uitoefening van Godsdienst blijft gewaarborgd
• Belediging is een recht, geen plicht. We mogen elkaar ook op fatsoen aanspreken.
• Subsidie op “linkse hobby’s” die leiden tot zelfontplooiing (kunst, wijkcultuur) moeten terugkomen.
• De beveiligingsindustrie moet getoetst worden op werkzaamheid, nut en noodzaak.
3. Zeker van relevant onderwijs
Schaalvergroting is niet perse slecht, onpersoonlijk onderwijs, waar je de weg niet meer weet te vinden is en waar verantwoordelijkheden niet langer duidelijk zijn, is dat wel. Schaarste aan onderwijzers, vergrijzing, betekent dat we creatief moeten zijn in het vormgeven van het basisonderwijs. In het vervolgonderwijs moet veelmeer ruimte en waardering komen voor vak- en praktijk onderwijs. De universiteiten moeten minder gericht zijn op het binnenhalen van derde geldstromen. Dat kan alleen als de overheid hen voldoende middelen geeft om haar kerntaak te verrichten: wetenschappers opleiden en het doen van wetenschappelijk onderzoek.
a. Op lagere scholen heerst een kleinschalige en persoonlijke sfeer.
b. De nadruk ligt op vakonderwijs. Dat moet goed en relevant zijn.
c. Universiteiten zijn er voor de wetenschap.
• Toegang tot de universiteiten geschiedt op basis van intellectuele geschiktheid, niet financiële.
• Er komt een duidelijker scheiding tussen vak- en wetenschappelijk onderwijs.
• Er wordt gesnoeid in management in het onderwijs. De verantwoordelijkheid gaat terug naar de scholen, en universiteiten.
4. Zeker van goede zorg
De kosten van de zorg nemen toe: door vergrijzing, door toenemende vraag en door toegenomen mogelijkheden. De overheid moet aangeven wat basiszorg is die voor iedereen gegarandeerd moet zijn. Dat moet permanent gebeuren, omdat de ontwikkelingen zo snel gaan, en de overheid moet dat niet alleen doen. Een breed samengestelde groep van deskundigen en gebruikers uit de samenleving bepaalt vat basis zorg is, en stelt dat met enige regelmaar bij. Zo moet draagvlak en zekerheid worden geboden.
a. Basisvoorzieningen voor iedereen
b. Extra voorzieningen voor hen die dat nodig hebben
• De collectieve taak van taak van de zorgverzekeraars wordt scherp door de overheid gecontroleerd. Voor zover de verzekeraars vergeleken moeten kunnen worden, zorgen zij middels zelfregulering ervoor dat dat ook mogelijk is.
5. Zeker van een goed imago in het buitenland
Als er één land is dat profiteert van de EU is het Nederland. Als de overheid dat niet duidelijk kan maken, blijven we hangen in discussies over de afdracht. Naast aandacht voor het lokale is een standvastige positie over het buitenland en onze positie daarin prioriteit iedere overheid die solidariteit en zekerheid hoog in het vaandel heeft.
a. Lid met alle rechten en plichten die daaraan verbonden zijn van de EU
b. Betrouwbaar bondgenoot voor antiterroristische inspanningen.
Zo. De discussie is geopend. Roept u maar 😉