Tot verbazing van sommigen ga ik dagelijks naar kantoor. Mijn stelling is, dat zolang ik mijn ontslag nog niet heb aangeboden (ik sluit trouwens niet uit dat dat binnenkort gebeurt), ik gewoon in dienst ben, dus dat men er van uit kan gaan dat ik mijn werk doe. Ik heb dus nog steeds allerlei afspraken en overleggen, al wordt de effectiviteit allengs minder. Sommige mensen gaan ervan uit dat ik al helemaal niet meer op kantoor kom, en komen gewoon niet opdagen, zoals de man van een dienst waar ik al twee jaar een afspraak mee probeer te maken; het gaf het gevoel dat hij een nieuw excuus gevonden had om niet met me aan tafel te hoeven. Anderen laten duidelijk merken dat ze mentaal al afscheid van me hebben genomen. Ook daar is geen verbod op.
Toch zijn er tussendoor nog allerlei pareltjes van discussies. Vandaag had ik een overleg met een Islamitische organisatie uit Bloemhof. Deze organisatie heeft een nieuw werkplan geschreven “dat aansluit bij de eisen en wensen van de deelgemeente”, en heeft de ambitie om “in lijn met wensen van de deelgemeente” activiteiten te ontplooien.
Ik vond dat begrijpelijk, maar niet correct. Veel meer migrantenorganisaties dan vroeger zijn uitstekend in staat om zélf een analyse te maken van wat nodig is.Ik vind juist dat dit soort organisaties zélf prioriteiten moet stellen en initiatieven moet aandragen, en ons moet overtuigen van het nut daarvan. Dat ze moeten voldoen aan de formele regels staat daarbij buiten kijf.
Integratie verloopt in fasen, en de integratie van migranten in Nederland is daar geen uitzondering op. De eerste migrantenorganisaties waren er om hun achterbannen te helpen overleven. Pas later kwam belangenbehartiging en maatschappelijke participatie op de agenda. Je ziet nu dat mensen met een migranten-achtergrond “gewone” functies innemen, en dat de migrantenorganisaties zich steeds meer met maatschappelijke thema’s gaan bezighouden. Vanuit dat oogpunt is het dan ook logisch dat er discussies ontstaan over de maatschappelijke rol van de instituties van migranten. Eenvoudig gezegd: twintig, dertig jaar geleden waren deze instituties onzichtbaar; nu ze een maatschappelijke rol krijgen, worden ze een “item”. En krijg je dit soort conflicten. Zoals mijn vriend Hub van Wersch wel eens zei: dit zijn de barensweeën van de multiculturele samenleving.
In een interview met De Pers zei de directeur van de WBS, Monika Sie Dhian Ho, dat er over twee onderwerpen wél overeenstemming is binnen de PvdA:
Het eerste is de rechtstaat: het beschermen van vrijheden, de scheiding van kerk en staat en tegelijk migranten beschermen, bijvoorbeeld met het recht om moslim te zijn. Het tweede is emancipatie: scholing, werk, daar zijn wij altijd van geweest.
Maar dat het vooral zit in een derde domein:
Sommigen zijn bereid offers te brengen in die culturele sfeer om die eerste twee integratieterreinen te verwezenlijken. Anderen niet. Voorbeeld van zo’n offer is dat je met moskeeën samenwerkt die ons eigenlijk te orthodox zijn. Of het niet erg vindt als straatcoaches geen hand geven. Maar de motivatie daarachter wordt onvoldoende duidelijk gemaakt: je bracht zo’n offer om te zorgen dat meisjes naar school kunnen. Of dat vrouwen niet meer mishandeld worden. Het gaat erom dat je de mensen achter de poorten van de moskee en achter de voordeuren vrij wilt maken.’
Het is duidelijk waar ik sta in dit debat: werk samen met moskeeën, stimuleer arbeidsparticipatie van migranten, steun de ontwikkeling van deze organisaties en spreek ze -waar nodig- aan op hun gedrag of mening zoals je dat ook met anderen doet. Iets anders zal niet leiden tot meer participatie, laat staan integratie: je zet dan de migranten onder curatele. Integratie is dan een loze kreet.
Maar er is nog wat: er zijn mensen die niet alleen een andere mening toegedaan zijn, maar zelfs vinden dat mensen verplicht moeten worden om handen te schudden of geen burka te dragen. Of, andersom geredeneerd, dat mensen die geen handen schudden of wel een burka dragen, bepaalde banen niet mogen krijgen. Ik ben het niet alleen met deze mensen niet eens omdat ik een andere analyse maak, maar ik vind het ook nog eens principieel een af te wijzen standpunt: ik vind niet dat het de taak van de overheid is om uitspraken te doen over hoe mensen zich moeten kleden, met wie ze handen moeten schudden, laat staan wat ze moeten denken.