De WNT I, II, II en wat er verder nog komt is een vreemde en op afgunst en wantrouwen gebaseerde manier om salarissen te proberen te controleren. Ik begrijp wel waar het vandaan komt: het is niet uit te leggen dat sommige met publiek geld of semi-publiek geld gefinancierde functionarissen de indruk wekken dat ze vooral bezig zijn om zichzelf te verrijken, en, zoals in het geval van Vestia-baas Erik Staal, ook geen enkele reden kunnen aangeven waarom ze recht hebben op zo’n bedrag.
Maar de effecten van deze wetgeving, die vooral symbolische waarde heeft, zouden best negatief kunnen zijn.
Ondermijning bestuursmacht
Om te beginnen ondermijnt het het gezag van de mensen die er direct verantwoordelijk voor zijn: publiek geld moet publiek verantwoord worden. Het is niet zo dat er een enorm overschot is aan goede bestuurders; het is veel incrowd met weinig kritisch vermogen. Maar de Raden van Toezicht en Commissarissen en Besturen de macht ontnemen om over één van de belangrijkste arbeidsvoorwaarde te onderhandelen, zorgt er niet voor dat zij meer aangesproken kunnen worden, of meer verantwoordelijkheid voelen; het zorgt er juist voor dat er meer verantwoordelijkheid afgeschoven kan worden.
Ten tweede is er een aantal sectoren waar maar een beperkt aantal mensen over de eigenschappen, netwerk en vaardigheden beschikken die in die sectoren gevraagd worden voor posities op een bepaald niveau, waarbij die mensen bovendien internationaal een andere functie kunnen krijgen.
Ten derde kunnen jonge, talentvolle mensen die naar hun mening nu al op de deur kloppen van een salaris dat hoger is dan dat van een minister, eerder geneigd zijn om in het buitenland te gaan kijken. Of ze nou gelijk hebben of niet: een beperking van de vooruitzichten op een hoog salaris kan er toe leiden dat mensen die in het midden van hun carriere staan hun oog op het buitenland laten vallen.
Ten slotte dragen de voorstanders van deze voorstellen alleen maar bij aan het beeld dat er uitsluitend graaiers aan de top zitten; dit doet onrecht aan alle hardwerkende, betrokken en integere mensen die óók bij die bedrijven en organisaties werken.
Uitvluchten
Dan zijn er nog talloze uitvluchten mogelijk om onder de normen uit te komen. Zoals we gezien hebben bij de banken: er was een wens voor lagere bonussen en prompt zijn de salarissen verhoogd. En wat je bij de banken ziet, zal je ook zien bij de (semi-)publieke organisaties waar de salarissen begrensd worden: de overheid slaagt er niet in om de sector met argumenten te overtuigen, de verantwoordelijken blijven buiten schot en er ontstaat een enorme industrie om de regels te kunnen omzeilen.
Bestuurstalent
Maar er is nog wat: de salarissen voor het publieke en semi-publieke domein worden begrensd door het salaris van een minister, iets wat blijkbaar als norm moet dienen voor het hoogste wat je in het publieke domein kan bereiken. Apenkool. Een Minister is een hoge functionaris die meestal zijn carriere voor een baan van 4 of 8 jaar onderbreekt, terwijl nogal wat bestuurders hun hele leven carriere maken om op deze functie terecht te komen. En bij sommige Ministers vraag ik me af of ze nou inderdaad het beste bestuurderstalent zijn dat ons land kan leveren.
Het is zeker zo dat voor het beeld van de publieke sector salarissen moeten passen bij het beeld dat die sector wil uitstralen. Maar de uiteindelijk verantwoordelijken moeten de bestuurders en raden van toezicht zijn; ook dit is weer een voorbeeld van symbolische overheidsinmenging waarvan de effecten minimaal of slecht zijn. Politici dragen bij aan slechte beeldvorming, ook ten aanzien van zichzelf, als ze hier een halszaak van maken.