Op de site van het OM lees ik dat aan mensen die zich schuldig maken aan discriminatie alternatieve straffen uitgedeeld worden als het bezoeken van het Anne Frankhuis. De Haagse officier Wouter Bos vraagt zoch af: “Proppen prikken en graffiti schrobben passen bij het delict vernieling, en een agressiecursus bij geweld. Maar wat sluit aan bij discriminatie?”. Een bezoek aan het Anne Frankhuis dus.
Onwillekeurig moest ik denken aan hoe eens in de Deelgemeente Feijenoord een Rotterdamse topambtenaar (in zijn hoedanigheid van privé -persoon) kwam inspreken en daarbij de deelgemeente betichtte van het gebruiken van Nacht und Nebel-technieken. Ik stelde dat niet bijzonder op prijs, en de man gebruikte de door mij aangeboden mogelijkheid om om zijn woorden terug te nemen niet. Ik heb toen voorgesteld elkaar alleen nog te spreken nadat we samen naar Auschwitz, Natweiler of Gross-Rosen waren geweest, zodat ik hem het verschil kon laten zien tussen dat wat daar gebeurde en het verkeerd plaatsen van een stoeprand. We hebben elkaar niet meer gesproken.
Maar inderdaad: een bezoek aan het Anne Frankhuis is leerzaam. Het blijft een indrukwekkende plek. Maar toch heb ik mijn twijfels bij een bezoek daar brengen als straf. Ik vrees dat de jonge overtreders er niet automatisch zó door gegrepen worden dat ze hun mening veranderen. Sterker nog: ze zouden wel eens het Anne Frankhuis kunnen zien als een strafinrichting.
Dat kan niet de bedoeling zijn. Ik denk zeker dat ze -net als iedereen- zich zouden moeten verdiepen in de Tweede Wereldoorlog. Naast een gewone straf. Want het oproepen tot geweld, hoezeer het ook gebeurt door minderjarigen, en hoezeer het ook gericht is op één specifieke bevolkingsgroep, moet ook “gewoon” bestraft worden.