Liefdadigheid is een Bijbels gebod. Leviticus 19:9-10 gaat over het verbod op inhaligheid, Deuteronomium 4:19-22 over de beloning op het beschikbaar houden van overschottenen en Deuteronomium 19:28-29 over de plichting om de vreemdeling, de wees en de weduwe te laten meegenieten van een gedeelte van je opbrengst. Opmerkelijk is dat er niet staat dat de vreemdeling, de wees en de weduwe recht hebben op liefdadigheid: er wordt gewezen op de plicht om die te geven.
Ook in Nederland was het zo dat het bij liefdadigheid (ik doel specifiek op dat gedeelte van de internationale liefdadigheid dat bekend staat onder de naam “ontwikkelingssamenwerking”) de nadruk lag op wat (en hoe) er gegeven werd. Toen ontwikkelingssamenwerking een onderdeel van het Staatsbeleid werd, is daarom afgesproken dat niet (alleen) de Overheid, maar ook het maatschappelijk middenveld moest meebeslissen over OS-gelden. Als relikwie van de verzuiling kweten de grote medefinancieringsorganisaties zich van hun taak, maar ik ben er zelf getuige van geweest hoe de rol van het maatschappelijk middenveld zorgvuldig kleiner en kleiner werd gemaakt. Ik herinner me mijn jaren als lid van het Algemeen Bestuur (later Algemene Vergadering) van Novib (later Oxfam-Novib) als een exercitie in verbazing en toenemende frustratie over het politiek correcte gedrag, de ethisch gelijkhebberij (iedereen die For Whom the Bell Tolls heeft gelezen weet waar dat toe leidt) en de steeds groter wordende verwijdering tussen de nomenklatoera van deze club die de miljoenen overheidssteun met een steeds kleiner groepje verdeelde, en de “achterban” waartoe ik ook behoorde en die geen enkel stukje van de appel kreeg, maar wel twee keer per jaar beelden uit de toverlantaarn kreeg voorgeschoteld om formeel de beslissingen van voornoemde nomenklatoera te bekrachtigen en te legitimeren.
Vanuit dat oogpunt is het goed om de zweep (ik schreef bijna “roede”, omdat het net Sinterklaas is geweest) eens flink over de sector te laten gaan. De inspanningen van de overheid om het bedrijfsleven meer te betrekken bij ontwikkelingssamenwerking lijkt me bovendien ook correct, en bovendien beter passend bij de oorsprong van liefdadigheid, namelijk dat economische winst en liefdadigheid aan elkaar verbonden worden, én dat de “gevers” een band hebben met de “ontvangers”.
Tegelijkertijd leveren de bezuinigingen op de sector een verkeerd beeld: het lijkt erop dat we nu de aller- allerarmsten éxtra de dupe laten worden van “onze” crisis, en bovendien dat Nederland steeds meer “op z’n eigen” wordt: het buitenland wordt steeds minder relevant: het gaat om ons, ons geld en onze mensen.
Helaas is het een troosteloos gegeven dat door de opstelling van veel OS-organisaties de afgelopen jaren de grote demonstratie tegen de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking zo’n deerniswekkende aanblik bood.
Liefdadigheid, en zéker ontwikkelingssamenwerking moet weer “van de mensen” worden. Het is tijd voor een nieuw (oud) geluid bij de organisaties die erover gaan. Alleen dan zal bij een volgende Kabinet weer een succesvol ontwikkelingsamenwerkingbeleid gevoerd kunnen worden.