Vorige week liep ik door de het gebouw van de Tweede Kamer op het moment dat het Nationale Schoolontbijt bezig was. Een prima initiatief om Nederlandse schoolkinderen te wijzen op het belang van een goed ontbijt. Noodzakelijk bovendien: in Feijenoord hadden docentenhet over kinderen die óf niet ontbeten, of de patat van gisteravond of een zak chips meekregen om de dag te beginnen. Wie zo de dag (of zijn leven) begint, heeft heel wat in te halen.
Ik heb er even bij staan kijken, en werd er toch wat verdrietig van. Niet over het initiatief zelf, want dat is echt prima. Maar de manier waarop de aanwezige kamerleden en andere VIPs op een voetstuk werden gehesen en het onvermogen van diezelfden om er een politieke draai aan te geven. Zonder uitzondering hadden de aanwezige politici het over hun eigen werk en –via Twitter– over hun eigen aanwezigheid.
Je kan het de politici niet kwalijk nemen; nogal wat politieke kiesverenigingen laten zich leiden door marketingoverwegingen, en standpunten worden nogal eens aan de hand van onderzoek door Maurice de Hond ingenomen in plaats van politieke overtuiging. Het gevaar van politici die helemaal niet van politiek houden (anders zouden ze er immers wel eerdere ervaringen mee hebben opgedaan) is dat mensen vaak heel goed, inhoudelijk en integer met hun onderwerpen bezig zijn, maar er geen politieke “draai” aan geven.
Doordat politici tegelijkertijd wel in de schijnwerpers zijn, en er ondanks het feit (of misschien wel dankzij het feit) dat de kloof is opgeheven, geen politieke dialoog meer mogelijk is waarbij politici zich kunnen laten inspireren of corrigeren wordt een kaste gecreeëerd van mensen die denken dat het om hén gaat, in plaats van de functie die ze mogen bekleden. Het gebeurt zomaar dat mensen niet meer kritisch zijn op hun eigen functioneren, niet meer luisteren naar wijze raad, vergeten waarom ze de wereld wilden veranderen en denken dat ze fantastisch zijn. Een kwast is geboren.
Jammer, want goed bestuur bestaat uit boren in hard hout (Max Weber), succes is van mislukking naar mislukking rennen zonder je enthousiasme te verliezen (Churchill) en nogal wat inwoners van het land hebben geen behoefte aan de pseudodaadkracht, maar juist het “feminiene geploeter” waar Hendrik Jan Schoo het over had in zijn prachtige column over lokaal bestuur:
“het feminiene geploeter op goed onderhoud en beheer waarvoor bestuurders weinig geduld hebben, maar waaraan gewone burgers sterk hechten”
Neem daarbij de menselijke dadendrang en behoefte aan zichtbaarheid, en je ziet dat nogal wat politici en bestuurders over elkaar heen buitelen in slagvaardigheid. Iedere wethouder zijn project, iedere politicus zijn initatief en iedere burgemeester zijn succes: wie populisme zaait zal verkwasting oogsten.