In de lente van 2006 werd ik gebeld door de PvdA-lijsttrekker bij de verkiezingen in Feijenoord en formateur van het college. Na gesprekken met haar en de toenmalige voorzitter van de onderafdeling werd ik uitgenodigd om als “bestuurder van buiten” naar Feijenoord te komen. Na een moeizame start (bij onze beëdiging stemde een gedeelte van de eigen PvdA-fractie tegen) ging ik met veel plezier aan de slag met een aantal forse opdrachten: het verzakelijken van de relaties met de bewonersorganisaties, het bevorderen van allerlei vormen van participatie, met name vanuit migrantenkringen, het aansturen van de diensten die de buitenruimte op orde houden, meer vaart krijgen in ons integratiebeleid, het culturele beleid ontwikkelen en uitvoeren, het schoner en mooier maken van de deelgemeente en het gezond en begrijpelijk maken van de begroting.
In de jaren die volgden werd ik verliefd op de wijken en haar mensen. Ik ben fantastische mensen tegengekomen. Mensen die het verdienen dat hun dromen werkelijkheid worden en hun ambities en talenten gesteund worden door een betrouwbare overheid.
Het doel van het politieke bestuur is niet dingen binnenhalen voor de eigen achterban, vergaderen, in de krant te komen, aan tafel zitten bij partijen die ‘er toe doen’ of het doorknippen van lintjes, maar het beschermen van de democratie, het op een betrouwbare manier helpen inrichten en ordenen van de samenleving en overal laten zien waar je mee bezig bent, vertellen wat er van je te verwachten is, en uitleggen waarom je doet wat je doet.
Eén van de eerste dingen die ik deed, was het ophangen van een staatsieportret in mijn kamer en in de raadszaal. Een portret van ons staatshoofd als symbool voor de Nederlandse overheid: We zijn er niet voor onszelf of onze achterban: we zijn er, als onderdeel van “de” overheid voor “de” inwoner van de deelgemeente.
De omstandigheden waaronder het werk in een deelgemeente als Feijenoord gedaan moet worden, zijn complex. Er is een spanningsveld tussen stedelijke en deelgemeentelijke ambities en landelijke programma’s en een krimpend maatschappelijk middenveld. Ik heb groot respect voor bewonersorganisaties, zelforganisaties en andere organisaties van vrijwilligers; voor de mensen die zich –vaak al jaren lang- iedere dag weer zich uitsloven, hun betrokkenheid tonen, het beste voor hen en hun achterban proberen te bereiken. Die organisaties moeten zich ook inhoudelijk verantwoorden; laten zien dat ze echt een netwerk hebben in de wijk, en zich, net als iedereen, óók vernieuwen. Hier is de laatste tijd veel verbetering in gekomen, maar het moet echt nog beter.
Er is veel bereikt in Feijenoord, de afgelopen jaren, en ik ben trots op wat ik daaraan heb mogen bijdragen. De deelgemeente staat er anders voor dan drie jaar geleden. De begroting is op orde, het financiële proces is sterk verbeterd, de deelgemeente is schoner en heler. Er is een samenhangende visie op cultuur. De relaties met veel allochtone- en zelforganisaties zijn verbeterd, net als de samenwerking met de Coolsingel. Er is een centrum voor Jeugd en Gezin gekomen, waardoor kansen op goede en adequate jeugdzorg enorm toegenomen zijn. Er is voor €200.000,- extra aan speelplekken geïnvesteerd in Afrikaanderwijk. Er is een plein vernoemd naar Helderheid, een rapper die voor veel jonge inwoners van Feijenoord als voorbeeld dient van hoe je je talent kan ontplooien. Op de Blijvlietschool krijgen de leerlingen het komende jaar twee keer per week groente of fruit. Er staan tientallen bomen meer in de deelgemeente dan toen we begonnen, er zijn geveltuintjes aangelegd en het Jan Eleveld krijgt het park waar zo veel bewoners al zo lang op wachten.
Maar er moet nog veel gebeuren. De toegang naar meer inkomen, macht en kennis is voor veel inwoners van Feijenoord moeilijk te vinden. In Bloemhof wonen 13.000 mensen, waarvan er slechts 1.600 een baan hebben. Veel mensen hebben het gevoel dat ze nergens terecht kunnen met hun terechte vragen, wensen en eisen. Er zijn te veel gezinnen waar kinderen op bijna alle vlakken alleen maar verkeerde voorbeelden zien. We moeten ons enorm blijven inzetten om de manier waarop sommige mensen leven, wonen en opgroeien in Rotterdam te verbeteren. De cijfers over gezondheid, kennis van de taal, criminaliteit en werkgelegenheid in Rotterdam zijn allemaal nog steeds niet op de gemiddelde Nederlandse waarden. Erger is het gesteld met dat wat niet gemeten kan worden: het gevoel gewaardeerd te worden, het gevoel erbij te horen, het gevoel invloed uit te kunnen oefenen op je omgeving.
Wat een absolute voorwaarde is, is dat alle mensen evenveel toegang hebben tot subsidies, ondersteuning en het netwerk dat je nodig hebt om dingen in je omgeving te veranderen. We moeten daarom alle netwerken van bewoners ondersteunen. Niet alleen de bewonersorganisaties van Bloemhof of de wijk Feijenoord, waar tientallen bewoners betrokken zijn bij de inspraak over bouwplannen, maar ook de KocaTepe moskee, waar duizenden mensen komen die óók willen meepraten over een veilige en schone buurt, maar de toegang tot de overheid vaak moeilijk weten te vinden. En ook die jongeren waarvan de ouders in het buitenland geboren zijn, maar zelf hun Nederlandse identiteit combineren met het geloof en de cultuur van hun ouders. En ook de vrouwen voor wie een vrouwenhuiskamer de enige manier is om met hun buren in contact te komen.
Het opbouwwerk kan daar een goede taak bij vervullen. Juist rondom dat opbouwwerk was er sprake van een grote verwevenheid van een kleine groep mensen en hun belangen. Juist hier is een integere benadering, waarbij met gelijke maten wordt gemeten, belangrijk. Nu de deelraad heeft aangegeven juíst hier een andere benadering te wensen dan ik voorstond, staat mij niets anders te doen dan mijn ontslag als portefeuillehouder aan te bieden.
Feijenoord bestaat uit acht prachtwijken, met mensen die een overheid verdienen die transparant en afrekenbaar is. Een overheid die wil investeren in talenten. Een overheid die wil verbinden en verheffen. Een overheid die er voor alle 70.000 inwoners is, die, om met Drees te spreken, in het collectief voor elkaar krijgt wat het individu tekort komt. Daar niet meer aan te kunnen bijdragen, mijn werk niet te kunnen afmaken, vind ik echt enorm jammer.
Ik wil graag de ambtenaren, vrijwilligers en politici, mijn collega-bestuurders en de inwoners bedanken voor hun inzet, de samenwerking en het geduld dat ze voor me opgebracht hebben. Ik bewaar uitsluitend de prettige herinneringen, en ik hoop u ook.
Robbert, er is in Feijenoord wel een groot nadeel en dat is het machtsblok van één partij, waardoor er niet echt een discussie op gang kan komen en zeker geen dualisme.
Bij bijna alle instanties op het maatschappelijke vlak zitten ook mensen van hetzelfde machtsblok.
Aan meelopers heeft een stad niets, er moet af en toe een flinke discussie voorafgaan.
Dat maakt je scherp en het idee of plan fris.
Het is leuker om iets door de raad te krijgen als alle partijen er achter staan en niet dat een meerderheid er alles doorheen kan drukken.
groet,
Hiermede ben ik het geheel eens als diezelfde machtsblok bij naam wordt genoemd, want daarin schuilen namelijk die zogezegde meelopers die zich x-tal keren laten gelden als het op beslissingen of besluiten aankomt, waarmee men `n ander durft onderuit te halen maar anders weinig inbreng hebben.
Het zijn ook die markante personen welke zich namens bepaalde groepering hun verschijning laten zien of merken; ze schitteren alleen bij kwantiteit, maar niet bij kwaliteit!!!
Ik wil toch alsnog Robbert Baruch bedanken voor zijn inbreng en inzet voor de wijken, in het bijzonder voor Bloemhof e.o. en wens hem dan ook heel veel succes voor de toekomst in welke functie dan ook.