In Rotterdam worden aanstaande donderdag twee nieuwe wethouders voorgedragen aan de raad: Peter Lamers en Hans Vervat. Allebei lijken het me goede keuzen. Van Peter weet ik het zeker. Ik ken hem natuurlijk als Statenlid, inwoner van Vreewijk in ruste, (inmiddels) en bestuurder van Zadkine. Samen met Peter heb ik me ingezet voor een beter bereik van rampenzenders in Zuid-Holland (is het trouwens al geregeld?), en schreef ik een stuk over bestuurlijke verrommeling. Hans ken ik niet, maar volgens mij is het een goeie. Goed voor Rotterdam dus, na de merkwaardige keuze van de VVD om uit het college te stappen.
Ik kan me voorstellen dat het voor de fractie geen makkelijke klus is geweest om een nieuwe wethouderskandidaat te vinden. Ambitie is er genoeg, en kwaliteit is er ook veel. Ik ben zelf ook gevraagd of ik kandidaat was, maar -helaas- niet door de mensen die erover gingen.
Vooral tussentijds is het moeilijk om een nieuwe kandidaat te doen en op een fatsoenlijke manier hier een procedure te voeren. Mij hoor je dan ook niet klagen over de manier waarop dat nu in Rotterdam is gegaan. Sterker nog: ik denk dat onder de tijdsdruk, de ambities en de politieke verhoudingen zoals die in Rotterdam bestaan er veel respect moet zijn voor de kandidaat die nu wordt voorgesteld en het feit dat er geen namen gelekt zijn of partijgenoten elkaar in het openbaar afvallen, zoals dat elders wel eens gebeurd is. Dat de ledenvergadering vanavond een zwaarwegend advies mag geven is terecht, hoewel het altijd beter is als er vooraf ook meegesproken kan worden over het profiel waar een wethouder aan moet voldoen.
Anders is dat bij “reguliere” wethoudersbenoemingen. Dan moet een procedure zijn die bekend is, en een profiel waaraan zo veel mogelijk voldaan moet worden.Althans, binnen de PvdA, waar dit vastgelegd is naar aanleiding van de voorstellen van de commissie Pattje. In Nederland wordt geen enkele bestuurder direct gekozen, maar het mag niet zo zijn dat er een gesloten circuit ontstaat waarbinnen baantjes verdeeld worden, zonder dat de leden enige invloed hebben. Het is dan ook goed dat het Rotterdamse partijbestuur besloten heeft de aanbevelingen van de commissie Pattje onverkort over te nemen.
Het belang van goede kandidaten is enorm. Juist in deze tijden dat we met allerlei procedurele noodgrepen de kwaliteit van het Openbaar Bestuur proberen te verbeteren. Daarom volgt hieronder het stuk dat ik (in 2004 al!) met Peter schreef, naar aanleiding van de tiende verjaardag van het boekje het grote ongenoegen van Andeweg en Van Gunsteren.
Tien jaar geleden schreven de Hoogleraren Andeweg en Van Gunsteren Het Grote Ongenoegen; over de kloof tussen burgers en politiek. Sindsdien, maar vooral sinds de collectieve paniekaanval die volgde op de groei van de LPF, wordt op verschillende manieren geprobeerd “de vertrouwensbreuk tussen de politiek en de burger” te lijmen.
De invoering van het dualisme, de gekozen burgemeester en uitbreiding van de WGR zijn de oplossingen die volgen op de mantra’s van de transparantie en het verkleinen van de afstand tussen politiek en burger. Niet alle herstelreparaties hebben het gewenste effect.
De eerste ervaringen met het dualisme zijn niet hoopvol. Gekozen politici stellen zich nauwelijks onafhankelijker van bestuurders op. Ook zijn er niet automatisch méér contacten tussen politici en burgers. Politici kijken vooral naar wat er op hun bordje ligt, voordat ze op zoek gaan naar nieuwe impulsen. Ze houden zich nu nog veel te vaak bezig met procedurevergaderingen dan met inhoud. Het grootste gedeelte van hun werk blijft product van de bestuurlijke machines.
Ondertussen komt boven op het dualisme de direct gekozen burgemeester als nieuwe hervorming. Ook hier kan je je afvragen of wel bereikt wordt wat men wil bereiken. Een burger wordt immers niet zomaar méér bij de politiek betrokken door de mogelijkheid méér te gaan stemmen. In veel landen waar de politiek zich laat sturen door verkiezingen van bestuurders zie je de aandacht juist verschralen. In de Verenigde Staten komt daar waar voor bijna ieder ambt verkiezingen uitgeschreven de kiezer ook niet echt in grote aantallen naar de stembus.
Het zorgt bovendien voor uitholling van de positie van de burgemeester. Onderwerpen waar de burgemeester verantwoordelijk voor is, worden een politieke speelbal. Het gevaar bestaat bovendien dat er tegen de tijd van herverkiezingen maatregelen genomen worden die tegen de langetermijnbelangen van een stad indruisen. De burgemeester is straks niet meer evenveel burgemeester voor iedereen. Hij staat niet meer bóven de partijen, maar wordt er zelf een. Het bindend vermogen wordt minder omdat hij, met een duidelijke eigen signatuur minder makkelijk compromissen zal (kunnen of willen) sluiten.
Een andere ontwikkeling is de toename van bestuurlijke overlegorganen. Het Europese niveau is evident belangrijker geworden, maar er is ook een kluwen van stadsregio’s, WGR-gebieden en andere bestuurlijke overlegorganen ontstaan. Op zich is het goed dat bovenregionale problemen gezamenlijk aangepakt worden. De vraag is of de groei gewenst is. Bestuurders van deze regelingen worden immers indirect gecontroleerd, terwijl veel van hun activiteiten zich buiten het gezichtsveld van de burger afspelen. Het gevaar bestaat bovendien dat de organisaties hun eigen werk verzinnen. De “ijzeren wet” van Roberto Michels geldt hier ook: organisaties doen er alles aan om te overleven, en trekken taken naar zich toe. Het begint met een paar overleggen, maar al snel is er een secretariaat nodig, en steeds nieuwe taken.
Veel van de voorgestelde vernieuwingen dragen niet automatisch bij aan het herstellen van het vertrouwen in de politiek maar zijn – net als “vroeger”- sterk afhankelijk van het persoonlijk functioneren van politici en bestuurders. Beter is daarom te werken aan verbetering van de kwaliteit van de politici. Dat is een gedeelde verantwoordelijkheid van de politici zelf, bestuurders en burgers. De politieke partijen moeten beter rekruteren en hun mensen ook permanent blijven bijscholen. Nog geen procent van de Nederlandse bevolking lid is van een politieke partij, en de kring waaruit geput wordt is nu te beperkt. Het moet weer aantrekkelijk worden je met politiek bezig te houden. Politici moeten betrokken en verantwoordelijk met hun mandaat omgaan, en zich daarbij kwetsbaar durven opstellen. Burgers moeten geen schroom hebben hun politici – respectvol – te benaderen.
Door de oplossing éénzijdig te zoeken in het verrommelen van het bestuur zullen de rollen, taken en bevoegdheden van politici en bestuurders er niet helderder, en daarmee alleen maar slechter van worden.
Robbert Baruch en Peter Lamers (Beiden zijn lid van de Provinciale Staten van Zuid Holland respectievelijk voor PvdA en CDA)