De zaak van het Maasmeisje, de 12-jarige Gessica Gomes, die in de deelgemeente woonde (om precies te zijn: in Vreewijk) maakt me erg verdrietig. Gisteren is de rechtszaak begonnen. De vader van het meisje is als verdachte aangemerkt. Hij zwijgt, en vandaag lees ik in Trouw over de eerste moddergevechten in de periferie: toen bekend werd dat Gessica thuis mishandeld werd zou de ene dienst de andere dienst verzocht hebben niet meer over haar te bellen.
Ik moest opeens denken aan het gedicht Hy droegh onse smerten van Jacob Revius (Jakob Reefsen, die leefde van 1586 tot 1658):
T’en sijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten,
Noch die verradelijck u togen voort gericht,
Noch die versmadelijck u spogen int gesicht,
Noch die u knevelden, en stieten u vol puysten,
T’en sijn de crijghs-luy niet die met haer felle vuysten
Den rietstock hebben of den hamer opgelicht,
Of het vervloecte hout op Golgotha gesticht,
Of over uwen rock tsaem dobbelden en tuyschten:
Ick bent, ô Heer, ick bent die u dit hebt gedaen,
Ick ben den swaren boom die u had overlaen,
Ick ben de taeye streng daermee ghy ginct gebonden,
De nagel, en de speer, de geessel die u sloech,
De bloet-bedropen croon die uwen schedel droech:
Want dit is al geschiet, eylaes! om mijne sonden.
Het gedicht is te lezen als een aanklacht tegen het antisemitisme van zijn tijd. Ik lees het vooral als een schuldbekentenis. Revius is schuldig. De maatschappij is schuldig.
Ik stel me voor dat ik, toen ik door Vreewijk reed, langs haar huis reed, en haar misschien eens zag oversteken. Of misschien heb ik haar school bezocht en haar niet opgemerkt. De mensen in haar straat wisten niet dat zs verdwenen was, en als ze dat wel wisten, hebben ze geen alarm geslagen. Er is er maar één die de moord heeft gepleegd, als ze vermoord is, maar heel wat meer mensen hebben gefaald, in de zin dat ze het niet hebben voorkomen. En dat zou ons aan het denken moeten zetten.
Daarbij past geen moddergooierij, en zeker geen gejuich als je vrijgesproken wordt van betrokkenheid, maar een gebogen hoofd.